Het medicatieschema: Disclaimer of aanleiding tot claims?
    
        januari 29, 2019
    
    Het medicatieschema in de praktijk
Het  medicatieschema dient vooreerst te worden onderscheiden van de  oplijsting van medicatie in een Sumehr (Summarized Electronic Health  Record). Dit laatste instrument wordt normaliter ingevuld en beheerd  door de GMD (Globaal Medisch Dossier)-houdende huisarts. De Sumehr is  enkel toegankelijk voor artsen. Het medicatieschema ambieert daarentegen  om een multidisciplinair instrument te zijn. Deze multidisciplinariteit  zou het grote voordeel moeten zijn. Huisartsen en huisapothekers hebben  schrijfrechten, thuisverpleegkundigen en patiënten hebben leesrechten.  Het spreekt voor zich dat een goede communicatie tussen alle actoren de  betrouwbaarheid van het medicatieschema verhoogt.
Daarnaast  wordt het medicatieschema op dit moment voornamelijk gebruikt in het  kader van de begeleiding van chronisch zieke patiënten. Het gebruik van  een medicatieschema hangt voor deze patiëntenpopulatie idealiter samen  met de aanduiding van een huisapotheker. Het is belangrijk om aan te  duiden dat niet elke patiënt dergelijk schema heeft of zou moeten  hebben.
Tot  slot blijkt dat de tool op dit moment niet feilloos werkt. Zo geeft het  werkveld aan dat de software niet waterdicht is, blijken zorgverleners  niet altijd even consequent in het aanvullen of wijzigen van het  medicatieschema en kan de meerwaarde van deze tool bestaande uit het  historisch overzicht, niet gegarandeerd worden.  
Juridische vraagstukken
De  idee van het medicatieschema is op zich goed. Op het niveau van de  zorgverlening zijn er evenwel nog wat tekortkomingen. “Eén Lijn”, een  project van de Vlaamse Gemeenschap, stelt de huidige problemen aan de  kaak en gaat in dialoog met software-ontwikkellaars, gebruikers en de  overheid om de werking van het medicatieschema te verbeteren en de rol  ervan te versterken. Het spreekt voor zich dat men vandaag (nog) niet  blindelings op het medicatieschema kan vertrouwen. De arts, apotheker en  thuisverpleegkundige zullen met de patiënt moeten blijven overlopen  welke medicatie wordt genomen, hoeveel en hoe hij of zij er op reageert.  De patiënt heeft – in de mate van het mogelijke - ook een  informatieverplichting. 
Zolang  ieders rol en de hierbij horende verplichtingen niet wettelijk worden  verankerd, zal de schade die ontstaat door onjuist of onvoorzichtig  gebruik volgens de burger- en/of strafrechtelijke criteria moeten worden  beoordeeld. 
Op  burgerrechtelijk vlak moet elke arts, apotheker, thuisverpleegster of  specialist zich ervan bewust zijn dat hetgeen dat hij of zij doet, moet  plaatsvinden conform wat de figuur van de “bonus pater familias” in  dezelfde omstandigheden zou doen. Op dit moment is de rol van het  medicatieschema amper of niet omschreven, waardoor de klassieke  voorzichtigheid van een gezondheidszorgverlener nog steeds geboden is.
De  norm van de “bonus pater familias” is een evolutieve maatstaf. Wat men  verwacht van een normaal, voorzichtig en vooruitziend persoon, kan  morgen anders zijn. Dit heeft te maken met de manier waarop we de  redenering rond burgerrechtelijke aansprakelijkheid hebben opgebouwd. De  theoretische figuur van de bonus pater familias wordt geplaatst in  dezelfde concrete omstandigheden als die waarin de betrokkene zich  bevond. Die omstandigheden zijn gevoelig voor modernisering, wetgeving  en vooruitgang. Een concretisering, verbetering van de werking en ruime  verspreiding van het medicatieschema, al dan niet gepaard gaande met  toepasselijke wetgeving, kan ervoor zorgen dat men binnen een aantal  jaren of decennia stelt dat een normaal, voorzichtige en vooruitziende  apotheker of thuisverpleegkundige het medicatieschema raadpleegt,  wijzigt en naleeft.
Besluit
Uit  het voorgaande volgt dat zolang er geen afgelijnde rol is voor het  medicatieschema en de verschillende zorgverleners niet (bij wet) op hun  verplichtingen worden gewezen, het risico op aansprakelijkheid relatief  beperkt is. Pas wanneer dit medicatieschema beter wordt uitgewerkt, er  procedures worden vastgelegd en verantwoordelijkheden toebedeeld, kan  dit instrument in de toekomst de invulling van de “bonus pater familias”  wijzigen. 
In  de tussentijd zal de beoordeling van kwestieuze handelingen of  eventueel nalaten van gezondheidszorgverleners, gebeuren aan de hand van  de klassieke op hen rustende verplichtingen. 
Pomelien Vancaudenberg