Invoering van verplichte vaccinatie tegen COVID-19 voor gezondheids-zorg-beoefenaars

    december 03, 2021

    Concreet beoogt dit wetsontwerp aan de hand van de ingevoerde modaliteiten, een zo veilig mogelijke werking in de zorg. Daarnaast wil men de patiënt maximaal mogelijk proberen te beschermen en moet de gezondheidszorgbeoefenaar er alles aan doen om de patiënt niet ziek te maken. Bovendien verduidelijkt de memorie van toelichting van het voorontwerp dat met een vaccinatie niet enkel de patiënt optimaal beschermd is maar ook de zorgberoepsbeoefenaar zelf, wat een belangrijk gegeven is vermits de continuïteit van zorgverlening te allen tijde moet worden gewaarborgd en het uitvallen van gezondheidszorgbeoefenaars zoveel mogelijk moet worden vermeden.

    Dergelijke verplichte vaccinatie voor gezondheidszorgbeoefenaars heeft een zware uitwerking op de fysieke integriteit, het privéleven van burgers alsook op de bescherming van hun gezondheid. In de memorie van toelichting van het voorontwerp wordt dan ook uitgebreid gemotiveerd dat “ter verwezenlijking van een evenwicht tussen het collectieve belang van de bescherming van volksgezondheid en de individuele grondrechten en belangen, een gerichte verplichte vaccinatie, een noodzakelijk en proportioneel middel is bij het nastreven van het legitiem doel van de bescherming van volksgezondheid, dat niet anderszins op een minder radicale wijze kan worden bereikt1.” Daarnaast wordt er ook gewezen op de vergelijkbare situatie met de verplichte vaccinatie tegen hepatitis B en wordt aangegeven dat vaccinatie het meest doeltreffende middel is tegen de verspreiding van COVID-19.

    De wet zal van toepassing zijn op elke gezondheidzorgbeoefenaar zoals bedoeld in de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van gezondheidszorgberoepen, alsook op de beoefenaar van een niet-conventionele praktijk zoals bedoeld in de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinésitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen en dit ongeacht in welke setting de gezondheidszorgbeoefenaar zorg verstrekt. Ook buitenlandse beroepsbeoefenaars die zich (tijdelijk) vestigen op Belgische Grondgebied zullen eveneens onder de nieuwe wet vallen. Ondanks het ruime kader omvat dit niet al het zorgpersoneel. Vermits het gaat om een federaal initiatief waarbij de federale overheid enkel bevoegd is voor de uitoefening van de geneeskunst en meer specifiek handelingen in de uitoefening van de geneeskunde, kan deze regeling van het voorontwerp niet uitgebreid worden tot sociaal assistenten, bejaardenhulp enz.. als gevolg van de bevoegdheidsverdeling.

    Het voorontwerp bestaat uit 14 artikels waarvan de meest bijzondere kort worden besproken. Artikel 3 bepaalt dat elke gezondheidszorgbeoefenaar verplicht moeten

    worden gevaccineerd tegen COVID-19 waarbij er gebruik wordt gemaakt van een overgangsregeling. Vanaf 1 januari 2022 beschikt de gezondheidsbeoefenaar nog over een termijn van 3 maanden om zich te vaccineren. Nadien is vaccinatie verplicht om het visum of registratie tot uitoefening van het gezondheidsberoep te behouden. Het doel van deze overgangsregeling bestaat erin gezondheidszorgbeoefenaars de tijd te geven om kennis te nemen van de vaccinatieplicht zonder onmiddellijk sancties te verbinden aan het niet gevaccineerd zijn.

    Gedurende die 3 maanden worden sensibiliseringscampagnes gevoerd om het belang van vaccinatie aan te tonen. Artikel 4 bepaalt de voorwaarden voor de periode na de overgangsperiode van 3 maanden. Artikel 4 legt de voorwaarde op om gevaccineerd zijn, indien men het visum of de registratie tot uitoefening van het gezondheidszorgberoep wil verkrijgen of behouden. Enige uitzondering op deze noodzakelijke voorwaarde is wanneer de gezondheidszorgbeoefenaar lijdt aan extreme medische contra-indicaties dat vastgelegd is in een attest door een arts verbonden aan een referentiecentra allergologie. Evenwel moeten deze gezondheidszorgbeoefenaars die behoren tot uitzonderingscategorie, steeds alle noodzakelijke beschermende maatregelen nemen en handhaven. Dit onderscheid is eveneens voorzien in de verplichte vaccinatie tegen hepatitis B.

    Artikel 5 is een artikel gebaseerd op de evolutie van COVID-19. Dit artikel bepaalt dat wanneer een bijkomende dosis zou nodig zijn omwille van nieuwe profylactische toedieningsaanbevelingen, wordt de gezondheidszorgbeoefenaar geacht, wil men de zorg blijven uitoefenen, om te allen tijde te voldoen aan de vaccinatieplicht door alle nodig/bijkomende vaccinaties te nemen.

    Artikel 6 zorgt ervoor dat het nodige toezicht wordt uitgeoefend op de verplichting tot vaccinatie tegen COVID-19 alsook op bijkomende dosissen. Deze taak wordt voorbehouden voor de directeur-generaal. Van zodra alle wetgevende initiatieven zijn afgerond, krijgt hij toegang tot de gegevens omtrent de vaccinatiestatus van de gezondheidszorgbeoefenaars.

    Wanneer een gezondheidszorgbeoefenaar na de overgangsmaatregel van 3 maanden nog steeds niet gevaccineerd is tegen COVID-19 of geen bijkomende dosis wil, wordt het visum of de registratie geschorst tot de gezondheidszorgbeoefenaar gevaccineerd is (art.7). Het beschikken over een visum of registratie is een voorwaarde om op wettige wijze het gezondheidszorgberoep te kunnen blijven uitoefenen. Wanneer een visum geschorst is omwille van het niet volgen van de vaccinatieplicht maar de zorgverlener blijft toch het gezondheidszorgberoep uitoefenen, dan riskeert hij naast een administratieve schorsing een bijkomende strafrechtelijke sanctie.