Gewijzigde Wet Patiëntenrechten Houdt Stand na Toets door Grondwettelijk Hof – Arrest van 10 Juli 2025

    juli 30, 2025 Op 6 februari 2024 werd de Belgische Wet betreffende de rechten van de patiënt uit 2002 gewijzigd. Deze hervorming had tot doel de patiëntenrechten te actualiseren, met bijzondere aandacht voor digitale toegankelijkheid, transparantie in zorgverlening en versterking van de communicatie tussen zorgverlener en patiënt. Een beroepsverenigingen van klinisch psychologen en enkele andere verzoekende partijen dienden een verzoek tot vernietiging van de wetswijziging in bij het Grondwettelijk Hof hetgeen aanleiding gaf tot een arrest nr. 102/2025 van 10 juli 2025.

    De beroepsvereniging was van oordeel dat klinisch psychologen ten onrechte worden verplicht om multidisciplinair overleg te plegen en om de informatie van de gezondheid van hun patiënten te delen met andere gezondheidszorgbeoefenaars. Dit zou een schending zijn van het recht op privéleven van de patiënt en een schending van het beroepsgeheim van de beroepsbeoefenaar.

    Het Grondwettelijk Hof volgt deze redenering niet en wijst er op dat uit de wetswijziging niet kan worden afgeleid dat multidisciplinair overleg voortaan het voorwerp uitmaakt van een onvoorwaardelijke of absolute verplichting voor de gezondheidszorgbeoefenaar. Het multidisciplinair overleg wordt gepleegd in het belang van de patiënt zodat een gezondheidszorgbeoefenaar kan oordelen dat het belang van de patiënt niet vereist dat dergelijke multidisciplinair overleg wordt gepleegd. Bovendien is volgens het Hof nog steeds de instemming van de patiënt vereist om een dossier met andere beroepsbeoefenaars te bespreken.

    De beroepsvereniging was ook van oordeel dat door de gewijzigde wet patiëntenrechten een niet nader geïdentificeerde publieke overheid kan machtigen om nadere regels te bepalen voor het ontsluiten van gegevens van de patiënt die zijn vervat in het patiëntendossier dat wordt bijgehouden op een elektronisch platform dat gegevensuitwisseling mogelijk maakt, zelfs buiten de therapeutische relatie om. Het Hof wijst er op dat uit de parlementaire voorbereiding en uit de bewoordingen van de (gewijzigde) wet patiëntenrechten alsook uit de Kwaliteitswet volgt dat het bijhouden en het bewaren van een patiëntendossier het bestaan vereist van een therapeutische relatie. De elektronische toegang van de patiënt tot zijn gezondheidsgegevens is enkel denkbaar in het kader van een therapeutische relatie. De wet patiëntenrechten voorziet in een recht van de patiënt op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Die bepaling kan niet in die zin worden geïnterpreteerd dat zij derden toestaat om toegang te hebben tot de gezondheidsgegevens van de patiënt buiten elke zorgrelatie om. Het Hof is van oordeel dat de klinisch psychologen een verkeerde lezing geven aan de wet patiëntenrechten. Uit die wet kan niet worden afgeleid dat de aan de patiënt gelaten mogelijkheid om toegang te hebben tot zijn gezondheidsgegevens via een elektronisch platform, ertoe strekt het mogelijk te maken dat die gegevens zonder zijn toestemming of buiten elke therapeutische band om worden gedeeld.

    Tot slot bekritiseerde de beroepsvereniging de wijziging die erin voorziet dat de patiënt de persoonlijke notities van de psychologen en die van andere gezondheidszorgbeoefenaars op dezelfde wijze mogen inzien. Het Hof wijst er op dat de patiënt recht heeft op inzage van alle notities die door alle gezondheidszorgbeoefenaars worden genomen aangezien ze van het dossier deel uit maken. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen beoefenaars van de fysieke gezondheidszorg en beoefenaars van de geestelijke gezondheidszorg. Het Hof acht dit gegeven niet onredelijk. Het Hof wijst er wel op dat een gezondheidszorgbeoefenaar, indien hij van mening is dat de inzage in persoonlijke notities door de patiënt schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid van de patiënt, zich kan beroepen op de therapeutische exceptie. Dit betekent dat de arts de informatie dan slechts stapsgewijs meedeelt indien het meedelen van alle informatie over de patiënt klaarblijkelijk een ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt met zich mee kan brengen. Uitzonderlijk kan de beoefenaar geen enkele informatie meedelen indien hij hierover een andere gezondheidszorgbeoefenaar raadpleegt.  Het Hof is dan ook van oordeel dat met de schrapping van het begrip persoonlijke notities uit de wet patiëntenrechten de wetgever een maatregel heeft genomen die redelijk verantwoord is.


    Stefanie Carrijn & Stefaan Callens